2 Thessalonians 1

1Paulus, en Silvanus, en Timotheüs, aan de Gemeente der Thessalonicensen, welke is in God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus:
 Silvánus Dat is, Silas. Zie 1Th 1:1.
,
 in Zie de aantekening 1Th 1:1.
2Genade zij u, en vrede, van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
 Genade Zie hiervan in het begin van de voorgaande zendbrieven.
3Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en dat de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt;
 billijk Gr. waardig; dat is, billijk of betamelijk. Zie Mat 3:8; Act 26:20.
,
 zeer Gr. overwast; namelijk boven hetgeen zij tevoren geweest waren.
4Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt;
 van Gr. in u roemen; dat is, u prijzen en God danken vanwege Zijn zegen over u, en u voorstellen de andere gemeenten tot een voorbeeld ter navolging.
5Een bewijs van Gods rechtvaardig oordeel, opdat gij waardig geacht wordt het Koninkrijk Gods, voor hetwelk gij ook lijdt;
 Een Dat is, hetwelk een bewijs is, dat Gods rechtvaardig oordeel eens over de wereld zal komen, daar de vromen hier moeten lijden, en de goddelozen de overhand hebben. Zie ook Phi 1:28.
,
 waardig Of, waardig gemaakt; namelijk van God uit genade, gelijk vs.11 wordt verklaard, en hiervoor Col 1:12. Niet omdat de verdraagzaamheid der vervolgingen zulks in zichzelf waardig is, of verdient want dit ontkent de apostel uitdrukkelijk, Rom 8:18; maar omdat God Zijn kinderen in Christus dit koninkrijk genadig waardig acht of maakt, als die in het lijden van Christus gelijk gemaakt worden, opdat zij ook daarna in Zijne heerlijkheid Hem gelijk mogen worden; Rom 8:17; 2Ti 2:12; Rev 3:21.
6Alzo het recht is bij God verdrukking te vergelden dengenen, die u verdrukken; 7En u, die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht;
 u Namelijk is het recht bij God verkwikking te vergelden. Hetwelk niet alzo moet verstaan worden, als of zulke verdrukkingen en kastijdingen der gelovigen deze verkwikking verdienden en waardig waren voor God, gelijk de verdrukkers de rechtvaardige straf Gods verdienen en waardig zijn. Want het tegendeel betuigt ons Gods Woord doorgaans. Zie Isa 47:6, enz. en Isa 51:21; Dan 9:16; Heb 12:6, Heb 12:7; 1Pe 4:16, 1Pe 4:17, enz.; maar omdat de gelovigen zulks lijden van de verdrukkers aangedaan wordt, om Christus' en der gerechtigheid wil, waarvoor hun God zulke beloningen van verkwikking belooft uit genade, Mat 5:11, Mat 5:12; 1Pe 4:14, enz. En omdat God rechtvaardig en getrouw is in het volbrengen van Zijn genadige beloften, zo wordt gezegd dat het recht of rechtvaardig is bij God, dat Hij zulks doet, gelijk het woord recht en rechtvaardig ook elders voor deze getrouwheid en waarheid Gods wordt genomen. Zie Psa 143:1; 1Jo 1:9.
,
 met ons Namelijk apostelen van Jezus Christus, die zulk een belofte van Christus ook bijzonder ontvangen hebben; Mat 19:28.
,
 openbaring Dat is, openbare toekomst; Mat 24:30.
,
 met de Dat is, met Zijn krachtige engelen, waardoor Hij Zijne oordelen krachtig zal uitvoeren; Psa 103:20; Mat 13:41, Mat 13:42, en Mat 24:31.
8Met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen, en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.
 Met Gr. in het vuur der vlammen wraak gevende; een Hebr. wijze van srpeken. gelijk tevoren engelen Zijner kracht. zie een nadere beschrijving daarvan Psa 50:2, enz.
,
 niet kennen Namelijk gelijk het behoort, en daarom ook niet liefhebben, noch op Hem vertrouwen.
,
 niet gehoorzaam Dat is, niet geloven, en daarnaar hun leven niet aanstellen.
9Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte,
 van het Dat is, òf, dat het toornig aangezicht van Christus den rechter hun dit verderf zal aandoen; òf, dat zij zullen lijden, van het aangezicht van Christus verstoten zijnde. Zie Mat 25:41.
,
 de heerlijkheid Dat is, Zijne sterke heerlijkheid, gelijk tevoren, vs.8, en Eph 1:7.
10Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven ( overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag.
 wonderbaar Dat is, Zijn wonderlijke kracht en goedheid in de verheerlijking zijner gelovigen te bewijzen.
,
 in dien Namelijk der openbaring van Christus, gelijk vs.7.
11Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig achte der roeping, en vervulle al het welbehagen Zijner goedigheid, en het werk des geloofs met kracht.
 waardig Of, waardig maken. Zie vs.5.
,
 der roeping Dat is, der heerlijkheid, waartoe gij geroepen zijt; want zij waren tevoren al krachtig tot het geloof geroepen en gebracht.
,
 het welbehagen Dat is, al hetgeen Hij naar Zijn welbehagen en goedheid over u heeft besloten. Zie Mat 25:34, enz.; Luk 12:32.
,
 het werk Dat is, het geloof, dat Hij in u gewrocht heeft; Phi 1:6; 1Th 1:3.
,
 met Dat is, krachtig, of door Zijne kracht.
12Opdat de Naam van onzen Heere Jezus Christus verheerlijkt worde in u, en gij in Hem, naar de genade van onzen God en den Heere Jezus Christus.
 de naam Dat is, Jezus Christus met al Zijn eigenschappen, gelijk Phi 2:10.
,
 verheerlijkt Dat is, heerlijk bekend en geroemd.
,
 de genade Dat is, naar de mate der genade of gaven van Christus, gelijk Hij spreekt Eph 4:7.
Copyright information for DutSVVA